maandag 30 juli 2012

Een waarschuwing vooraf

Als een jongetje van een jaar of 10 of misschien zelfs 11 liep ik ooit eens een Coopertestje. Na 12 gruwelijke minuten bleek ik 2625 meter gelopen, gerend en gestrompeld te hebben. Als mijn herinnering correct is, was ik behoorlijk trots op mijn eigen prestatie. Meer dan 25 jaar later en zonder enig historisch besef, besloot ik vanavond weer eens een rondje te gaan hardlopen. Dat dat rondje precies 12 minuten zou duren, kon ik vooraf niet bevroeden. Het werden wederom 12 gruwelijke minuten. En wederom was ik na afloop behoorlijk trots op mijn eigen prestatie. Ik had 12 minuten gerend. Ik had niet gelopen of gestrompeld. Zoals Forrest Gump ooit zei: ‘I was running’.
 
Mijn trots was echter maar van korte duur. Ooit heb ik eens een loop-app op mijn mobieltje gezet. Zodra ik de resultaten van dit appje op mijn telefoontje bekeek, begon ik na te denken! Ik wist dat ik vroeger harder kon lopen, maar vroeger was de lucht nog schoon. Ook hadden 15 jaren zonder anti-rookbeleid zijn tol geëist. Maar het kon toch niet zo zijn dat de man van nu verloor van het jongetje van toen. Ik begon allerlei excuses te bedenken. De kleine Sjaak liep op een mooie sintelbaan. Hij hoefde niet uit te kijken bij het oversteken. Dat leuke jong had goed schoeisel aan. Ik weet het nog precies, met dank aan mijn schoenentik. Het waren lichtblauwe spikes met wit stiksel en roomkleurige zool van het merk Puma.


Ik begon bepaalde waardes toe te kennen aan de excuses. Ik vond ze valide en per geldig excuus kreeg ik er 50 meter bij. Toen ik alle geldige excuses op een rij had gezet bleek ik alsnog verloren te hebben. Het jongetje van 11 had mij gelapt, op meer dan een ronde gezet. Van mijn aanvankelijke trots was niets meer  over. Ik was zelfs zeer ontevreden. Eerst wil je de buitenwereld de schuld geven. De hardloop-app voor het geven van tegenvallende informatie. De tabaksplanten voor het voorzien in een behoefte. Het vreselijk gevaarlijke verkeer in mijn wijk was de schuldige. Het ontwijken van de losliggende skelters en de driewielers zonder richtingsgevoel vereist soms zoveel gratie, dat het als jurysport niet had misstaan op de Olympische spelen.
 
Maar uiteindelijk ligt het gewoon aan mijzelf. Het loop-appje doet niets verkeerd en ook de tabaksplanten hebben hun eigen medicinale rol. Het ligt niet aan het verkeer in mijn wijk. Ik had gewoon nooit meer moeten gaan hardlopen. Dan was ik nu nog een illusie rijker. Mocht ik over 25 jaar weer eens de neiging hebben om te gaan hardlopen, dan staat de volgende tekst als waarschuwing op mijn Asics joggingschoenen. "Joggen is misschien goed voor de gezondheid, het zal absoluut egoschade veroorzaken". Nu alleen nog een afschrikwekkende foto voor het totale effect.

zaterdag 28 juli 2012

Een Olympische gedachte

De Olympische spelen zijn begonnen. Samen met miljoenen, misschien wel miljarden anderen heb ik openingsceremonie gezien. Ik genoot van het Engelse landschap en de industriële revolutie. Een heerlijke positieve rilling ging door mij heen toen ik Ban Ki Moon de Olympische vlag binnen zag dragen tezamen met 7 andere voorvechters voor de mensenrechten. Ik vloog van het ene hoogtepunt naar het andere hoogtepunt en al dit intense genieten culmineerde in het ontsteken van een schitterende Olympische vlam.

Maar het was niet alles goud wat er blonk tijdens de openingsceremonie. De bijdrage van Muhammad Ali had ik persoonlijk liever niet gezien. Dit is niet de Muhammad Ali die ik mij wil herinneren. Maar toen moest ik opeens aan de oprichter van de moderne Olympische spelen denken. Ik moest opeens denken aan Pierre de Fredy, baron van Coubertin, bij u wellicht beter bekend als Pierre du Coubertin.

Ik bedacht mij dat niet alles goud hoeft te zijn wat er blinkt. Want heeft de baron niet ooit gezegd dat meedoen belangrijker is dan winnen? Nee, dat heeft hij dus niet gezegd. De baron heeft letterlijk gezegd “het belangrijkste in het leven is niet de triomf, maar de strijd, het essentiële is niet om te hebben gewonnen maar om goed te hebben gestreden”. Met die gedachte in het achterhoofd ben ik heel blij met de bijdrage van Muhammad Ali. Een man die toch nog altijd velen weet te inspireren.

Als ik dan toch aan Pierre du Coubertin denk, dan wil ik graag een verandering aanbrengen aan het Olympische programma. Ik wil graag pleiten voor herintrede van de schone kunsten als Olympische onderdelen. De baron zelf was namelijk zeer kunstzinnig en op zijn aandringen waren de schone kunsten ook Olympische onderdelen. Zo kon je in het verleden bijvoorbeeld goud winnen op de onderdelen architectuur, muziek, schilderen, beeldhouwen en literatuur.
De allereerste gouden medaille op het onderdeel literatuur is bijvoorbeeld gewonnen door niemand minder dan  de weledele heer Pierre de Coubertin met zijn “ode aan de sport”. Dat alles gebeurde precies 100 jaar geleden in 1912 tijdens de Olympische spelen in Stockholm. De schone kunsten stonden tot 1948 op het programma en zijn sindsdien geschrapt.
Wie heeft besloten om de schone kunsten te schrappen? Als ik dit kleine stukje schrijf lever ik een strijd. Ik worstel met zinsnedes en ik vecht tegen de grammatica zoals Muhammad Ali vocht tegen Joe Frazier. Schone kunsten zijn altijd een persoonlijke topprestatie. Met de baron in het achterhoofd zou men de schone kunsten weer Olympisch moeten maken. Als men turnen en dressuur kan jureren, dan kan dat ook met schone kunsten. Ik ga alvast nadenken over mijn inzending voor de Olympische spelen van 2016. Op dit moment ben ik slechts in training.

zaterdag 21 juli 2012

Wie hoog vliegt....


Heel soms komt er een televisieprogramma voorbij waar je hoge verwachtingen van hebt. Meestal duik je dan zwaar teleurgesteld je bed in en vraag je je af waarom je niet gewoon een rondje bent gaan lopen of de afwas hebt gedaan. Maar al die weggegooide minuten achter de televisie worden af en toe in een klap goed gemaakt. Dan worden de verwachtingen meer dan waar gemaakt. Dan krijg je een inkijkje in een wereld waarvan je wist dat die bestond, maar waarvan je niet besefte dat het inkijkje zo mooi kon zijn.
Dat inkijkje kreeg ik vanavond in de 100 meter sprint finale van de Olympische spelen van 1988. Destijds was ik een jongetje van alweer 12 jaren dat ongelooflijk fanatiek aan atletiek deed. Mijn grote held was Carl Lewis.  Ik was begonnen met atletiek nadat Carl Lewis tijdens de Olympische spelen van 1984 vier gouden medailles had gewonnen. Ooit zou ik net zo hard rennen als Carl Lewis en tot die tijd zou ik vol bewondering toekijken hoe Carl alles won.

Carl was de Usain Bolt van de jaren 80 en nog een beetje meer. Carl kon namelijk niet alleen heel erg hard lopen. Carl kon iets wat Usain niet kan. Carl kon namelijk ook nog eens heel ver springen. In het geval van meneer Lewis dekt dat de lading niet helemaal. Carl Lewis deed niet aan verspringen. Carl Lewis wandelde door de lucht. Zodra Carl Lewis afzette voor een sprong zei hij eventjes gedag tegen de aarde. Dan was Carl Lewis in outer space en tartte hij de wetten van de zwaartekracht om huizenblokken verder weer neer te komen.

Tijdens het schitterend inkijkje van vanavond is deze Carl Lewis van zijn voetstuk gevallen. Niet als atleet, maar als mens. In "de vuile sprint van 1988" zag ik iemand die zichzelf verheerlijkte. Carl Lewis bleek verliefd op Carl Lewis. Carl Lewis en zijn gevolg bleken niet in staat tot enige zelfreflectie. Waar Ben Johnson nogmaals de gifbeker van de dopingzondaar leeg moest drinken was dit voor Carl en zijn gevolg niet genoeg. Zij vonden het nodig ook nog eens zout in de wond te strooien door Ben Johnson als atleet te reduceren tot een nobody.

Ben Johnson mag dan misschien de grootste dopingzondaar uit de geschiedenis zijn. Ben Johnson is zeker geen nobody. Ben Johnson en Carl Lewis zijn verantwoordelijk voor de mooiste tweestrijd in de atletiek in mijn herinnering. Usain Bolt mocht willen dat hij een dergelijke tegenstander had. Ben Johnson was perfect voor Carl Lewis. Ben Johnson maakte de waarde van de overwinningen van Carl Lewis alleen maar groter. Dat was alleen nog overtroffen als Benni Johnsonski een grote blanke Rus was geweest. Maar Amerika vs. Canada was ook heel mooi en het totale gebrek aan respect tussen beide sporters zal zeker geholpen hebben.

Dat gebrek aan respect bestaat 25 jaar later nog steeds. Als een van beide atleten ook maar enige animositeit voelt voor de ander, weet hij dat heel goed te verbergen. Het zou Carl Lewis als persoon gesierd hebben als hij met meer respect over zijn tegenstander gesproken zou hebben. Dat Ben Johnson zonder enig respect over Carl Lewis spreekt, doet mij minder. Ben Johnson was namelijk al van zijn voetstuk gevallen. Nu liggen de brokstukken van Carl Lewis er naast en dat doet pijn. De man die kon vliegen is vanavond keihard gecrasht.

vrijdag 20 juli 2012

Klein leed

Af en toe loop ik een rondje en dan kom ik hem tegen. Dan zie ik hem staan. Hij heeft een vast plekje gevonden. Daar zit hij en staart een beetje voor zich uit. Paulus heeft zijn handjes vroom gevouwen en tuurt wat in de verte. Ik vraag me af waar hij naar kijkt, waar zijn blik op valt. Ziet hij de bloemen vlak voor zijn neus of kiest hij toch voor een punt ver weg. Vragen die onbeantwoord zullen blijven, want Paulus kan namelijk niet praten en Paulus kan eigenlijk ook niets zien. Paulus is namelijk mijn tuinkabouter.
 
Paulus is de enige overlevende kabouter uit mijn collectie. Ooit was mijn tuin het paradijs van drie zeer diverse kabouters. Paulus de kabouter, Wouter kabouter en Knut kabouter hadden ieder hun eigen plekje onder de zon. Paulus is een boskabouter die oorspronkelijk van de Veluwe komt. Wouter was een kabouter met een vishengeltje uit België. Met Wouter was het goed pintjes drinken.
En last but not least was er Knut. Knut was Knut. Hij kwam oorspronkelijk uit Denemarken. In Aarhus is hij op mijn achterbank geklommen en na een bezichtiging van mijn tuin besloot hij niet meer te vertrekken.

Paulus, Wouter en Knut hadden ieder hun eigen hoekje in mijn tuin en ze respecteerden elkaars privacy. Kabouters zijn geen paparazzi en het zijn al helemaal geen twitchers. Kabouters zijn anders. Ik heb gemerkt dat kabouters heel erg gesteld zijn op rust en privacy. Ze gingen in ieder geval nooit bij elkaar op bezoek. Ze kwamen nooit bij elkaar op de koffie. Wel kwam er af en toe eens een slak of een vogel op visite, waaruit bleek dat een kabouter wel degelijk gastvrij kon zijn, maar in wezen zijn kabouters solitair. De enige interactie die ik af en toe bespeurde waren de staarwedstrijden tussen Paulus en Knut. Die eindigden trouwens altijd onbeslist.

Paulus en Knut kunnen geen staarwedstrijdjes meer houden. Knut is namelijk overleden. Gestorven tijdens de zware winter van 2012. Knut is kapotgevroren. Ik had van een Scandinavische kabouter meer hardheid verwacht, maar ik verwachtte blijkbaar te veel. Het zat er gewoonweg niet in. Ook Wouter heeft het loodje gelegd. Een gruwelijke dood, die ik hier niet kan en wil beschrijven. Ik kan u zeggen dat ik blij was dat het een fanatieke drinker was. Daardoor heb ik zijn rode neusje nog terug kunnen vinden!
 
Af en toe sta ik nog eens stil bij het rode neusje. Dan betreur ik mijn kabouters. Dan sta ik even stil bij alle gestorven tuinkabouters. En ik ben niet de enige. Kijk maar om u heen. Alle kaboutertjes staan even stil. Of ze nu een kruiwagen of een schepje hebben. Net als Paulus staren ze stilletjes in de verte en gedenken hun gevallen kameraden. Zelfs kabouter Spillebeen wipt niet meer heen weer. Hij zit even stil en gedenkt.


zondag 15 juli 2012

The Itch to Twitch

Een van mijn beste vrienden is  vogelaar. Hij is een fanatiek vogelaar.  Hij is dusdanig fanatiek dat ik hem een Twitcher mag noemen. Ik heb altijd gedacht dat dat iemand was die een spasme had. Daar blijkt een nuance in te zitten of ik zat helemaal fout. Daar ben ik dus nog niet helemaal achter. Zoals ik het nu heb begrepen zijn Twitchers vogelspotters die zoveel mogelijk zeldzame soorten willen zien.  Zoals Paparazzi jagen op beroemdheden en daar onbeschaamd foto’s van maken, jagen Twitchers op vogels. Zij lappen daarbij alle privacyregels aan hun laars.

Kent u bijvoorbeeld Charadrius Morinellus? Kent u Charadrius Morinellus niet? Morinellus behoort tot de familie van Charadriidae. Gaat er bij u nog steeds geen belletje rinkelen? Echt niet? Kom op, Charadrius! U weet wel, Charadrius Morinellus! Charadrius Morinellus zit normaal gesproken tijdens de zomermaanden ergens op de toendras van Eurazie en als het wat kouder word dan zoekt hij warmere gebieden op in een strook van Marokko tot Iran.
Hij heeft een bijzonder leven, deze Charadrius. Je mag wel zeggen dat het een bijzondere vogel is. Hij trekt van hot naar her. Ik zou het persoonlijk niet direct een trekvogel willen noemen, maar dat is Charadrius wel. Persoonlijk zou ik hem eigenlijk  een plevier willen noemen. Om precies te zijn gaat het hier om een Morinelplevier.  Maar dat wist mijn vriend allang. Dat wisten alle Twitchers allang. Alle Twitchers kunnen mij ook precies vertellen dat de Morinelplevier ongeveer 20 centimeter lang word en dat de vrouwtjes ietsjes zwaarder zijn dan de mannetjes. Zij kunnen mij ook vertellen dat de Morinelplevier behoort tot de orde der steltlopers in de klasse der Aves.
Charadrius Morinellus zat rustig in een weiland op Texel toen mijn vriend en een paar andere Twitchers besloten dat zij zijn privacy nodig moesten schenden. Charadrius kon niet even gewoon lekker zitten schijten of de gehele populatie Twitchers dook weer bovenop hem. Gewoon even rustig een krantje lezen zat er voor Charadrius niet in. In het geval van mijn vriend hielp deze Charadrius Morinellus oftewel Morinelplevier hem weer een klein beetje verder op weg naar de 300 unieke waarnemingen.
300 vogelsoorten zien is namelijk een soort van doel voor Twitchers. Als je de privacy van 300 vogelsoorten hebt geschonden ben je een “coole” gast. Dan wordt je opgenomen in “de” groep. Dan weet je hoe je privacyregels aan je laars lapt. Er schijnt een al wat oudere man te zijn echt schijt schijnt te hebben aan alle privacyregels. Hij heeft de privacy geschonden van circa 450 vogelsoorten. Deze kerel is echt off the charts. Het betreft hier de Joop van Tellingen van de Twitchers. Voor hem is Charadrius Morinellus geen bijzonderheid meer. Deze man heeft al een foto van Charadrius die staat te koken. Ook heeft hij een foto van Charadrius op een fiets. Maar de meest bijzondere zijn wel de foto's van Charadrius Morinellus op het moment dat deze beveiliger was van prinses Diana. Charadrius in donker pak met donkere zonnebril op de kop. Die foto's mag hij echter niet publiceren.
Persoonlijk kan ik nog geen huismus herkennen, maar daar gaat mijn vriend verandering in brengen.  Hij gaat mij uitleggen wat de kenmerken zijn. Hij gaat mij vertellen wat het verschil is tussen een Grote Trap en een Kleine Trap. Hij zal mij uitleggen wat een plevier is. Voorlopig weet ik dat een morinelplevier eenvoudig is te herkennen aan zijn wenkbrauwstreep en een mooie witte streep over zijn borst. Als ik Charadrius zie zal ik zijn privacy respecteren. Van mij mag Charadrius Morinellus lekker rustig gaan zitten kakken. Dan kan hij ondertussen op zijn Ipad via waarnemingen.nl zien wat voor keutel hij draait.

woensdag 11 juli 2012

Hoe Van Agt een Negen werd

Ik schreef het al eens eerder. Ik ben verslaafd aan wielrennen op televisie. Ik moet alles zien wat er op fietsgebied te zien valt. Ik kijk zelfs naar Campinglife omdat ze dan soms op een fiets zitten en een berg afgaan. Op deze regel is echter een uitzondering en dat is de avondetappe met de heer Smeets. Sinds ik zelfstandig kan denken probeer ik dit individu zoveel mogelijk te mijden op de televisie. Helaas lukt dit niet altijd. Zo ook gisteravond. Ik kwam terecht in een uitzending van de avondetappe met als gasten de heren Boogerd, Zonneveld en Van Agt.
 
Terwijl ik tegen mijn gehoor een pleidooi aan het afsteken was over de voordelen van de mute-knop, hoorde ik de heer Van Agt zijn boek verkopen. Tot zover geen verrassingen. Daarna ging het over de klim- en schrijverskwaliteiten van Thijs Zonneveld en Michael Boogerd was valselijk bescheiden. Wederom geen verrassingen, met uitzondering van een bescheiden Hagenees.
 
Mijn oren begonnen echter te steigeren op het moment dat de altijd erudiete en eloquente heer Van Agt twijfelde aan de legitimiteit van het dopingverbod. Waar ik vier dagen geleden al schreef over het verlangen naar een vuile tour, ben ik in dit verlangen blijkbaar niet de enige. Een goed journalist zou hier vragen over hebben gesteld. De heer Smeets niet. De reactie van de heer Smeets beperkte zich tot een afkeurende blik. Mag ik dat schrijven? Ja, dat mag ik schrijven.

Aan de andere kant van de tafel pleitte Thijs Zonneveld voor het verbod op doping. Hij gebruikte hiervoor legitieme argumenten. De heer Van Agt daarentegen had zeker ook een steekhoudend verhaal. Een heerlijk debat lag voor het oprapen en een goed programmamaker zou dit debat tussen beide heren hebben aangewakkerd. Tot mijn grote verrassing gaf de heer Smeets de ruimte voor een beperkt debat. Het tekent echter de zwakte en ijdelheid van de heer Smeets dat hij niet alleen het debat voortijdig monddood maakte, maar het zelfs nodig achtte zijn mening te ventileren.


Ik hoef niet te weten in welk kamp de heer Smeets uithangt. Ik wil niet weten in welke hoek van de virtuele boksring hij zich ophoudt. Ik zit niet te wachten op de mening van de heer Smeets en al helemaal niet als deze in de "wij" vorm verkocht word.  Ik ben uitstekend in staat zelf een mening te vormen en als ik inzicht wil in de mening van de heer Smeets, koop ik wel een van zijn talloze boeken. Die boeken lezen trouwens leuk weg en die pruim ik dan ook wel. De tv-persoonlijkheid kan ik niet luchten of zien. Van mij mag hij vertrekken. Des te eerder, des te beter. Ik pleit voor jong talent.
 
Als het aan mij lag heffen we hierbij ons glas en proosten we nog eenmaal. Laat ons proosten op de heer Van Agt die de zwakte van Mart zo mooi ontblootte. De heer Smeets scoorde een mager zesje maar de heer Van Agt was een hele fijne negen. Voor de allerlaatste keer hoor ik de klanken van Dalida. Mart, au revoir. Chin chin.

zondag 8 juli 2012

Jazeker, de Apotheker!!!!


Ik ben verslaafd. Niet aan drank, niet aan sigaretten, zelfs niet aan drugs, chocolade of drop. Ik ben verslaafd aan wielrennen op televisie. Ik ben de belichaming van de wielerfanaat achter de kijkbuis. Voor mij is een wielrenner niet benaderbaar zoals Mart Smeets zo mooi placht te zeggen. Voor mij is wielrennen geen sport waar je dichtbij kunt komen. Dat wil ik helemaal niet. Ik wil ze juist de hele dag kunnen zien. Ik wil ze de hele dag volgen, van start tot finish. Een uitzending op televisie begint mij altijd veel te laat. Dan heb ik mij al uren drukgemaakt.

En mijn verslaving geld niet alleen de Tour de France. Ik ben zelfs een veel grotere liefhebber van de Giro, want daar weten ze de renners pas echt te kwellen. En daar houd ik van. Van mij mag een renner lijden. En als televisiekijker wil ik de renners zien lijden vanaf de start. Ik zit niet te wachten op kilometers keuvelen over vlakke wegen. Als het aan mij ligt vliegen ze direct vanaf de start een colletje van de buitencategorie op. Ik wil gevechten van man tot man op de flanken van elke willekeurige berg of heuvel.

Mijn verslaving is ontstaan ten tijde van de heren Theunisse en Rooks. Als ik ooit helden heb gehad, dan komen zij heel dicht in de buurt. Hun successen zijn de bakermat van mijn fanatisme. Het kan mij niet schelen dat ze onder de doping zaten. Ik vond het geweldig om ze te zien rijden in hun bolletjestruien. Voor mij is er dan ook geen trui waardevoller dan een bergtrui. Het is misschien wel de meest eerlijke trui van allemaal. De bolletjestrui moet je echt verdienen. Daar kan een geel, roze of goudkleurig stukje stof gewoon niet tegenop.

Vorig jaar reed er weer een Nederlander in de bolletjestrui en ik genoot. Ik genoot met volle teugen. Want ik hunkerde al geruime tijd naar Nederlands succes. En vorig jaar hadden we Pieter in het roze in Italië en Johnny in de bolletjestrui in Frankrijk. Ik was bijna euforisch en wist het zeker. Dit jaar zou alles nog beter worden. Zeker na het desastreus verlopen EK voetbal. Poels, Mollema en Gesink gingen Frankrijk veroveren en de wereld zou sidderen bij de aanblik van de Nederlandse suprematie.

Maar de wereld siddert niet, de wereld beeft niet. Het peloton lijdt niet onder het juk van de Rabobankploeg met superknechten Mollema en Kruijswijk. De wielerwereld lijdt onder het juk van de Skytrain en doet dat al het hele jaar. Ik vind het een verschrikking. Ik verlang namelijk zo naar de tijden van Rooks en Theunisse. Ik wil Gesink, Mollema, Poels, Kruijswijk of zelfs Hoogerland, Ruijgh of Ten Dam vooraan die bergen op zien fietsen. Ik wil ze het peloton pijn zien doen. Maar ik wacht tevergeefs. Het gebeurt maar niet. Ook als ze niet gevallen waren, was het niet gebeurd.

Ik weet dat ik het niet mag zeggen, maar ik doe het toch. Ik verlang terug naar een vuile tour, want toen wonnen wij nog wel eens wat. Al dat gezeur over een schone tour is leuk en aardig, maar ik hunker gewoon naar Nederlandse successen. Kijk naar Rooks en Theunisse. Kijk naar Boogerd en Dekker. En Zoetemelk, Raas en Kuiper reden vast ook niet schoon. Als wij succes hebben door een voorsprong in medicatie, dan ben ik de grootste pleitbezorger.

woensdag 4 juli 2012

Kwaliteit komt altijd boven


Volgende week mag ik weer. Dan is het weer tijd voor het terugkerende ritueel. Volgende week ga ik namelijk weer een weekendje fietsen met mijn vriendjes, mijn gabbers, mijn makkers, mijn kameraden. Zoals elk jaar gaan wij weer de grootste bergen bedwingen. Dat vind ik leuk.

Ik vind dat zelfs meer dan leuk. Ik beschouw mijzelf namelijk als de verbeterde versie van Marco Pantani. Ik fiets rondjes om Frederico Bahamontes in zijn beste dagen. Ik word geweerd uit de tour omdat de spanning dan al na de eerste aankomst bergop verdwenen zou zijn. Anderen zijn er van overtuigd dat ze geweldig kunnen voetballen. Ik ben er dus van overtuigd dat ik een geweldig wielrenner ben. Meer specifiek ben ik een geweldige klimmer.

Als voorbeeld hiervan noem ik twee viaducten die ik tegenkom als ik naar mijn werk fiets. Ze zijn ongeveer 5 meter hoog en hebben een gemiddeld stijgingspercentage van ongeveer 2 procent. U begrijpt dat dit geen viaducten zijn. Dit zijn de Stelvio en de Aubisque en in beide gevallen ben ik in het bezit van alle denkbare records. Dit zal tot in lengte van dagen zo blijven. Het is trouwens wel zo dat de records elke dag scherper worden gesteld.

Alvorens ik bij deze viaducten kom, moet ik eerst een aantal kilometer over vlakke wegen fietsen. Iemand van mijn statuur gaat op deze vlakke wegen natuurlijk niet vol in de wind fietsen. Ik zoek dan ook altijd het wiel op van iemand die dezelfde richting op moet. Ik zoek een breed iemand uit en ga lekker uit de wind zitten. Dat is dan mijn meesterknecht.

Als we dan bij de Stelvio aankomen ga ik naast hem fietsen. Dan wordt mijn meesterknecht mijn grootste concurrent. Dan heet hij Alberto Contador. Dan ga ik loeren en kijken. Ik observeer Alberto en precies op het juiste moment sla ik toe. Dan gesel ik de pedalen en vervolgens knal ik weg. Alberto in tranen achterlatend. Ver achter mij zie ik de broertjes Schleck kraken. Wat is het heerlijk om zo goed te mogen zijn.

Straks gaat deze superklimmer dus weer een weekendje fietsen met zijn vrienden. En net als alle andere jaren zal ik ook nu weer bij de aanblik van het eerste heuveltje lossen. Dat overkomt mij elk jaar. Op het moment dat ik hijgend en steunend boven kom op de berg, hebben de andere heren al een drie-gangen menu met bijbehorende wijntjes verorbert. Een aantal van hun staat dan minachtend met de sigaret in de mond te kijken terwijl ik worstel om het lichtste verzet rond te krijgen.

Ze mogen minachtend kijken. Ik spaar me gewoon voor het echte werk. Ik spaar me voor de Stelvio en de Aubisque, want daar moet het gebeuren. Mijn vrienden zijn geen concurrenten. Mijn concurrenten fietsen op dit moment de tour en ik mag niet meedoen. Ik ben te goed.