woensdag 4 juli 2012

Kwaliteit komt altijd boven


Volgende week mag ik weer. Dan is het weer tijd voor het terugkerende ritueel. Volgende week ga ik namelijk weer een weekendje fietsen met mijn vriendjes, mijn gabbers, mijn makkers, mijn kameraden. Zoals elk jaar gaan wij weer de grootste bergen bedwingen. Dat vind ik leuk.

Ik vind dat zelfs meer dan leuk. Ik beschouw mijzelf namelijk als de verbeterde versie van Marco Pantani. Ik fiets rondjes om Frederico Bahamontes in zijn beste dagen. Ik word geweerd uit de tour omdat de spanning dan al na de eerste aankomst bergop verdwenen zou zijn. Anderen zijn er van overtuigd dat ze geweldig kunnen voetballen. Ik ben er dus van overtuigd dat ik een geweldig wielrenner ben. Meer specifiek ben ik een geweldige klimmer.

Als voorbeeld hiervan noem ik twee viaducten die ik tegenkom als ik naar mijn werk fiets. Ze zijn ongeveer 5 meter hoog en hebben een gemiddeld stijgingspercentage van ongeveer 2 procent. U begrijpt dat dit geen viaducten zijn. Dit zijn de Stelvio en de Aubisque en in beide gevallen ben ik in het bezit van alle denkbare records. Dit zal tot in lengte van dagen zo blijven. Het is trouwens wel zo dat de records elke dag scherper worden gesteld.

Alvorens ik bij deze viaducten kom, moet ik eerst een aantal kilometer over vlakke wegen fietsen. Iemand van mijn statuur gaat op deze vlakke wegen natuurlijk niet vol in de wind fietsen. Ik zoek dan ook altijd het wiel op van iemand die dezelfde richting op moet. Ik zoek een breed iemand uit en ga lekker uit de wind zitten. Dat is dan mijn meesterknecht.

Als we dan bij de Stelvio aankomen ga ik naast hem fietsen. Dan wordt mijn meesterknecht mijn grootste concurrent. Dan heet hij Alberto Contador. Dan ga ik loeren en kijken. Ik observeer Alberto en precies op het juiste moment sla ik toe. Dan gesel ik de pedalen en vervolgens knal ik weg. Alberto in tranen achterlatend. Ver achter mij zie ik de broertjes Schleck kraken. Wat is het heerlijk om zo goed te mogen zijn.

Straks gaat deze superklimmer dus weer een weekendje fietsen met zijn vrienden. En net als alle andere jaren zal ik ook nu weer bij de aanblik van het eerste heuveltje lossen. Dat overkomt mij elk jaar. Op het moment dat ik hijgend en steunend boven kom op de berg, hebben de andere heren al een drie-gangen menu met bijbehorende wijntjes verorbert. Een aantal van hun staat dan minachtend met de sigaret in de mond te kijken terwijl ik worstel om het lichtste verzet rond te krijgen.

Ze mogen minachtend kijken. Ik spaar me gewoon voor het echte werk. Ik spaar me voor de Stelvio en de Aubisque, want daar moet het gebeuren. Mijn vrienden zijn geen concurrenten. Mijn concurrenten fietsen op dit moment de tour en ik mag niet meedoen. Ik ben te goed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten